Diorama
(manifest written in dutch, adjusted from the originally published version in the artistbook ‘instant oddity’ created for the exhibition ‘instant oddity’ at van Zoetendaal, Amsterdam, 2005)

“Wie zal zeggen, waar de droom begint, waar de werkelijkheid eindigt? Het leven wordt eerst wezenlijk wanneer het ons als droom ontroert. De vraag is maar, of wij de droom als werkelijkheid waarnemen.
Een woord ter verdediging welke ik tot den lezer wens te richten. Men moge het geloof aan de realiteit van de geconcretiseerde fantasie der kunstenaar goed genoeg achten voor de onontwikkelde en bijgelovige ‘goede gemeente’ (waarvoor domme spotters ons gaarne aanzien), het is een niet te loochenen feit, dat door alle eeuwen heen eminente mannen – staatslieden, dichters, godgeleerden, groote veldheren – een onwrikbaar vertrouwen stelden in de kracht van het concretiseren der fantasie, zonder dat dit ten koste ging van de verbeeldingskracht der onderworpenen.
Geconcretiseerde fantasie, de letterlijke verbeelding van het gefantaseerde beeld, ontleend haar kracht zeker niet altijd aan de eendimensionale en lineair gebundelde sensatiewerking die haar dikwijls wordt toegedicht. Dit kan worden verduidelijkt aan de hand van de begrippen realiteit, droom, de zich daartussen bevindende grens en en de richting in welke deze grens kan worden betreden.
Kijkt men bijvoorbeeld naar de technologie der fotografie en zijner artistieke waarde dan betreft dit vaak de magie van een droombeeld die gemaakt is met behulp van de realiteit. In het vastleggen van de realiteit kristalliseert zich de magie van het droombeeld dat de verbeeldingskracht van de kunstenaar heeft doen ontstaan.
In deze ontstaanswijze toont zich de oprechtheid en authenticiteit der kunstenaar en vertelt het ons over het hanteren der verbeeldingskracht van den kunstenaar. Deze vorm is te vergelijken met het begrip van de lucide droom, een droom waarin men zich bewust is van het feit dat men zich in een droom bevindt.
Het resultaat laat ons namelijk zien hoe de kunstenaar zijn verbeeldingskracht heeft aangewend om er toe te komen. Het werk doet een beroep op een metabewustzijn dat commentaar kan leveren op zijn bestaan, waardoor een rijker begrip kan ontstaan.
Maar, zoals ook de volkeren der oudheid reeds ontdekten, kan men de grens tussen realiteit en droom ook in tegenovergestelde richting betreden.
Men maakt dan geen droom met behulp van de realiteit, integendeel. In een dergelijk geval bouwt men een nieuwe realiteit met behulp van droombeelden. En het is in dit geval dat de geconcretiseerde fantasie zijn nut bewijst.
Want in dit geval van een realiteit gemaakt met behulp van droombeelden missen we het metabewustzijn van de creatie. Terug naar de analogie met de droom. In een lucide droom zijn we ons bewust van het feit dat we ons in een droom bevinden, maar in het geval van niet-lucide of ‘gewone droom’ komen de dromen op het moment dat we ons er in bevinden ons voor als de realiteit. Nu, deze hermetisch illusionaire toestand, bevrijdt ons door middel van de geconcretiseerde fantasie van het onderscheid tussen bewustzijn en waarneming. “